Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De profeten, die voor mij en voor u van ouds geweest zijn, die hebben [16]tegen veel landen en tegen [17]grote koninkrijken geprofeteerd, van krijg, en van [18]kwaad, en van pestilentie. 16. Als de zonden de overhand hadden en rijp waren ter straf, is zulks gewoonlijk de last der profeten geweest; nu doet gij [wil Jeremia zeggen] het tegendeel, stijvende het volk in boosheid, waar de getrouwe profeten door dreigementen van Gods straffen hen tot bekering zochten te bewegen, met beloften van de genade voor de boetvaardigen. 17. Of, machtige. 18. Dat is, allerlei plagen, ongeluk en ellende, die gemeenlijk bij den oorlog zijn, als, honger, verwoesting van landen en lieden, enz.